Preek van de week
Voor de preken van 1 november (Allerheiligen) en 2 november (Allerzielen) scroll naar beneden
Preek weekend 26-27 oktober 2024
Lezing uit de profeet Jeremia Jer 31, 7-9
Lezing uit de brief aan de Hebreeën. Hebr 5, 1-6
Lezing uit het heilig Evangelie volgens Marcus. Mc 10, 46-52
Broeders en zusters in Christus,
De tweede lezing is uit de brief aan de Hebreeën. Deze brief is een nadenken over en het doordenken van het offer van Jezus Christus. In de Heilige Schrift staat deze brief genoteerd onder de brieven van Paulus, maar we weten niet zeker of deze brief ook echt van Paulus is. Daarom begint de aanhef van deze lezing anoniem: Brief aan de Hebreeën en niet: Lezing uit de brief van de heilige Apostel Paulus aan de Hebreeën. De schrijver vergelijkt de tempel en de tempeldienst met het offer van Jezus Christus. Ik wil daar vandaag bij stilstaan. Deze brief is een hele mooie uiteenzetting van ons katholieke geloof en raakt het hart van ons geloof.
De joodse hogepriester stamt af van de stam Levi, dat zijn de zonen van Aäron. God heeft Aäron, de broer van Mozes, geroepen en zijn zonen aangesteld tot een priesterlijk geslacht, belast met de priesterlijke bediening. Jezus is de nieuwe hogepriester. Hij is Zoon van David en stamt niet af van de stam Levi maar uit de stam Juda. Jezus is wel door God aangesteld als ‘hogepriester voor eeuwig’ op de wijze van Melchisédek. Dat staat in psalm 110 en daarmee gaat Psalm 110 in vervulling zoals de Hebreeënbrief vandaag zegt.
Wie is die Melchisédek? Melchisédek, was koning van Salem en priester van de allerhoogste God. Salem of Shalom betekent vrede. Melchisédek betekent Koning van de vrede. Daarin herkennen we Jezus Christus al, Hij is de Vredevorst. Melchisédek leefde ten tijde van Abraham, ver in de tijd voor Mozes en Aäron en dus geen leviet. Van deze priester weten wij verder niets. In het boek Genesis komt hij op vanuit het niets. Wij weten niet waar hij vandaan komt, noch wie zijn ouders zijn. Pilatus vraagt ook aan Jezus: Waar komt Gij vandaan? Jezus geeft geen antwoord. Wij weten dat Jezus ontvangen is van de Heilige Geest en geboren is uit de Maagd Maria. Jezus is als zoon van God uit de hemel is neergedaald, Jezus komt ook, net als Melchisédek, van Godswege.
Melchisédek is priester van de Allerhoogste God en Jezus is nu hogepriester op de wijze van Melchisédek, dat wil zeggen buiten de orde van de levieten om. Ook Jezus is door God aangesteld als hogepriester. Een priester wordt door God geroepen en de briefschrijver citeert daartoe psalm 2: Gij zijt mijn Zoon, Ik heb u heden verwekt; en psalm 110: Gij zult priester zijn voor eeuwig, naar de orde van Melchisédek.
Kijken we vervolgens naar de taak van een priester? Een priester bedient het altaar en hij draagt offers aan God op. De joodse hogepriester gaat één keer per jaar in de tempel in Jeruzalem het ‘Heilige-der-heiligen’ binnen. Het Heilige-der-heilige was met een voorhangsel, een gordijn, van de rest van de tempel afgescheiden. In het heilige der heilige, achter het voorhangsel stond de ark van het verbond en daar was de plaats God aanwezig was. Alleen de hogepriester mag daar naar binnen. De hogepriester gaat het heiligdom binnen om voor God te staan met bloed van bokken en stieren, en plengt daar het bloed tot vergeving van de zonden, om het verbond dat door de zonden verbroken was, weer te herstellen. Hij plengt bloed zowel voor zijn eigen zonden als die van heel het joodse volk.
De hogepriester is ook een zondaar. Iemand die zelf niet rein van zonden is, kan anderen nooit helemaal van zonden reinigen. Met vuil water krijg je de ramen ook niet brandschoon. Het offer van de joodse hogepriester was dan ook een onvolmaakt offer en moest daarom ieder jaar herhaald worden.
Nu is Jezus gekomen. Hij is de nieuwe hogepriester van een nieuw Verbond. Hij heeft niet het bloed van bokken en stieren geplengd, Jezus heeft Zichzelf geofferd, heeft zijn eigen bloed vergoten voor de vergeving van onze zonden. Jezus was Zelf rein van zonde en hoefde niet voor Zichzelf te offeren. Het offer van Christus is dus een rein offer, een zuiver offer, het volmaakte en heilig offer, dat ons eens en voor altijd verlossing heeft gebracht. Zijn offer hoeft dan ook maar één keer te worden volbracht en daarmee maakte Jezus een einde aan de joodse tempeldienst. Toen Jezus zichzelf aan het kruis geofferd had, scheurde dat voorhangsel van de tempel, van boven naar onder doormidden. Aan de joodse tempeldienst is nu een einde gekomen. Jezus is de vervulling van die tempeldienst. Hij is en hogepriester en offerlam tegelijk.
De joodse hogepriester ging het heilige der heiligen binnen, een gebouw dat door mensenhanden is gemaakt. Jezus is de hemel binnengegaan. Dat is het ware heiligdom, dat niet door mensen gemaakt is. Daar is God waarachtig. Jezus is de hemel binnengegaan, het waarachtige heiligdom, om daar ons met God te verzoenen. Jezus zit nu aan de rechterhand van de Vader, want zijn offer is volbracht.
Zijn offer heeft Jezus nu aan de Kerk toevertrouwd in de viering van de heilige Eucharistie. Iedere keer als wij de Eucharistie vieren, vieren wij dat offer van Christus. Hij vergiet zijn Bloed tot vergeving van onze zonden nu! Voor God is alles nu! Wij komen als zondaars naar de viering van de heilige Eucharistie en beginnen daarom allereest met de belijdenis van onze zonden.
Door de vergeving van onze zonden kan Jezus in ons, door het eten en drinken van zijn Lichaam en zijn Bloed, zijn verblijf nemen. Zo neemt de verrezen Christus bezit van ons. Wij worden zijn Lichaam en worden bezield met zijn ziel en zijn godheid. Wij worden samen het Lichaam van Christus en dat is de Kerk. Wij worden de Kerk, het Lichaam van Christus, door het eten en drinken van zijn Lichaam en Bloed. Zonder de heilige Eucharistie is er geen Kerk.
En omdat wij zijn Lichaam geworden zijn, hebben wij zijn verrijzenis in ons en zullen wij met Hem verrijzen. “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en Ik zal Hem doen opstaan op de laatste dag”. Dat is zijn liefde voor ons. Daarom zegt Jezus ook bij het Laatste Avondmaal: Neem en eet. Wij moeten de Eucharistie eten en drinken voor ons leven en verrijzenis. De Eucharistieviering is niet te vervangen door geen enkele andere viering, ook niet door thuis de geestelijke communie te ontvangen uit gemakzucht. Daarmee beantwoorden wij zijn liefde niet, de gemakzucht is ons liever dan naar de kerk gaan.
Dit is het Sacrament, het Geheim van ons geloof, het mysterie van de Kerk. Zonder de Eucharistie bestaat de Kerk van Christus niet.
Wij danken God dat Hij zo’n grote genade aan ons geeft, niet omdat wij het verdienen maar omdat Hij ons liefheeft en ons zijn barmhartigheid bewijst. Hij vergeeft onze zonden om niet, en geeft ons het leven terug dat wij door de zonden verloren hadden. Laten wij daarom de heilige Eucharistie zoveel mogelijk vieren, in ieder geval op zondag, en ook op weekdagen. Realiseer hoeveel genade ons gegeven wordt. Veel parochies zullen jaloers zijn als ze horen dat hier iedere dag de heilige Eucharistie gevierd wordt.
Zij die dit niet zien, komen niet naar de Kerk. Het moet hun verteld worden opdat hun ogen open gaan. Bidden wij dat wij als Bartimeüs mogen worden. Wij geloven wat wij niet zien kunnen. Moge Jezus ook tegen ons zeggen: uw geloof heeft u genezen. Moge de Kerk groeien door dit voedsel dat uit de hemel neerdaalt, dat Christus ons vandaag schenkt, dat Christus Zichzelf schenkt.
Roepen wij ook de voorspraak in van Maria, de heilige Moeder van God: Onze Lieve Vrouw ter Eik. De kerk is evenals toen bij de slag bij Lepanto in 1571 in nood. Koningin van de heilige Rozenkrans: bid voor ons, zondaars, nu! Want wij hebben uw voorspraak nu hard nodig. Amen.
Preek 1 november 2024, Allerheiligen
Lezing uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes Apok. 7, 2-4.9-14
Lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes 1 Joh. 3, 1-3
Lezing uit het heilig evangelie volgens Mattheüs Mt. 5, 1-12a
Broeders en zusters in Christus,
Het hoogfeest van Allerheiligen is het grote feest van alle hemelingen, van alle heiligen en engelen. Een ander woord voor de hemel is de zaligheid. Jezus begint zijn openbaar optreden in het Evangelie volgens Mattheüs met de Bergrede en die begint met de acht Zaligsprekingen, wij zeggen ook wel de acht zaligheden. Waarom doet Jezus dat?
Jezus is Gods liefde voor ons. In Jezus zien we, als we voor Hem openstaan, met welk een oneindige liefde God ons bemint. Als je van iemand houdt dan wil je de ander iets geven. Wat wil Jezus ons geven? Hij wil ons de zaligheid geven. Hij wil dat wij zalig worden. Jezus verlangt dat ook wij het koninkrijk van God binnengaan. Hij gunt ons dat Koninkrijk van God. Dat is zijn liefde voor ons. Jezus heeft dat Koninkrijk van God, de Zaligheid, voor ogen en leert ons hoe wij daar moeten komen.
Wie zijn wij? Beteer kunnen wevragen: Wat zijn wij? Wij zijn zondaars! Ook al hebben wij met God gebroken door onze zonden, Jezus, God zelf, blijft van ons houden met een oneindige liefde. Hij is mens geworden voor ons, zondaars, om onze zonden weg te nemen. Hij wil ons onze zonden vergeven, opdat wij die zaligheid binnen kunnen gaan, dat wij eeuwig met Hem zullen leven en niet verloren gaan.
Daar heeft Jezus alles voor over. Hij zal zijn eigen leven geven, zijn eigen bloed vergieten om die ene reden dat ook wij daar zouden zijn. We spreken dan ook van een liefde tot het uiterste. Jezus spreekt de Zaligsprekingen tot zijn leerlingen, en dus ook tot ons.
Jezus weet dat zijn leven zal eindigen met de marteldood, met de dood op het kruis. Jezus weet ook dat ook wij ons kruis krijgen te dragen. Verderop in het evangelie zegt Jezus: Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen.
In de zaligsprekingen spreekt Jezus over het kruis, over veel onheil, treurnis, geweld, onbarmhartigheid, vervolging, oorlog, ongerechtigheid, onzuiverheid. Al deze dingen zullen of kunnen zijn leerlingen overkomen. Dat ziet Jezus voor ogen. De leerling staat immers niet boven zijn meester. De leerlingen zien dat nog niet. Zij denken dat: Als Jezus de Messias is, als Hij de nieuwe Koning van de Joden is, als Hij in Jeruzalem gaat regeren, dat er aan alle ongerechtigheid, aan alle lijden en alle ellende een einde komt zoals ten tijde van koning David.
Jezus spreekt echter niet over een aards maar over een ander Koninkrijk, over de Zaligheid, over een koninkrijk voorbij de dood. Jezus verlangt niets liever, dat is zijn liefde voor ons, dat wij allen daar in gaan. Ook wij bidden: Als de heiligen het Koninkrijk ingaan, laat mij tot hun getal gerekend worden. O when the saints go marching, o let me in that number.
Maar Jezus kent ook onze zwakheid, dat als ons zoveel moeilijkheden, lijden en verdriet overkomt, dat wij van ons geloof zullen afvallen, dat wij van de Weg van de waarheid ten leven af raken, dat wij niet meer in Hem geloven die de Weg is, de waarheid en het leven. Daarom spreekt Jezus tot ons de zaligsprekingen en geeft ons een kijkje in die zaligheid, de toekomst van Godswege opdat wij ons door de hoop laten leiden.
Want dat is het wezenlijke kenmerk van de Zaligsprekingen. De vervulling van de Zaligsprekingen ligt in de toekomst, niet in het nu. De zaligsprekingen houden een belofte in, niet voor nu, maar voor de toekomst. De zaligheid is de beloning voor allen die standhouden in de verdrukking.
Jezus zegt niet dat je gelukkig bent als je nu lijdt of nu vervolgd wordt. Jezus zegt wel: Als je mijn weg gaat, en volhardt op die weg, als je Mij trouw blijft ondanks alle vervolgingen, als je Mij liefhebt door dik en dun, als je in Mij blijft geloven ondanks alle kwellingen, dan zul je de zaligheid ontvangen, dan zal de hemel, de zaligheid jouw deel zijn. Uit liefde voor ons, om ons te bemoedigen opdat wij zullen volharden, spreekt Jezus de Zaligsprekingen vandaag tot ons.
Maar ook als het ons voor de wind gaat, als wij het kruis niet hoeven te dragen, moeten wij die zaligsprekingen ter harte nemen. Daartoe is de allereerste Zaligspreking: Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het koninkrijk der hemelen. De armen van geest laten zich leiden door de wil van God en niet door hun eigen wil of dei van een ander. Zij die zich niet laten leiden door de wil van God, maar door hun eigen wil, dat zijn in het evangelie de rijken. Zij hebben Jezus en God niet nodig of zij beminnen het aardse meer dan Jezus Christus. Voor die rijken gelden de Zaligsprekingen niet.
Wij belijden in ons geloof: Ik geloof in de gemeenschap van de heiligen. Door ons doopsel zijn wij geheiligd, behoren wij al tot de gemeenschap van de heiligen, ook al zijn wij zondaars. Maar Christus is gekomen, Hij vergeeft onze zonden, Hij heiligt ons opdat wij de waarachtige gemeenschap van de heiligen binnen kunnen gaan, het hemels vaderhuis, het Koninkrijk van God. Mogen de heiligen in de hemel onze voorsprekers zijn.
De voornaamst heilige is Maria, de Koningin van alle heiligen, zij laat ons zien dat wij die weg gaan kunnen. Wij danken God en aanbidden Christus dat Hij ons met de Vader verzoent, en wij vereren Maria, de heilige Moeder van God, dat zij voor ons ten beste spreekt. Onze lieve Vrouw ter Eik, bid voor ons. Amen.
Preek, 2 november 2024, Allerzielen
Lezing uit de profeet Ezechiël. Ez. 37,1-14
Lezing uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi. Fil. 1,20c-24.27a
Lezing uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes. Joh., 17, 1-11a
Broeders en zusters in Christus:
Vandaag, op Allerzielen, staan wij stil bij alle mensen die ons ontvallen zijn, vooral bij hen die ons zeer dierbaar zijn: onze man of vrouw, onze ouders, misschien ook onze kinderen of kleinkinderen, onze vrienden. Als wij aan hen denken worden wij vervuld met droefenis omdat degene die wij liefhebben er niet meer is. Onze droefenis is een teken van een waarachtige liefde voor hen. Dat is het belangrijkste. Als wij hen niet zouden liefhebben, zouden wij ook niet bedroefd zijn. Daarom mogen we ook onze droefenis, de pijn in ons hart liefhebben. We moeten het verdriet niet wegstoppen want anders verkilt ook onze liefde.
We zijn bedroefd omdat wij hen die wij ten zeerste liefhebben niet meer kunnen zien, niet meer kunnen horen, niet meer met hen kunnen spreken, niet meer kunnen omarmen, omdat wij hen niet meer onze liefde kunnen geven. Ook al zijn zij niet meer in ons midden, de liefde voor hen sterft niet. We zouden er zelfs veel voor over willen hebben om ze terug te halen, want een mens is kostbaarder dan welk ander bezit dan ook.
Tegenover de dood staan wij machteloos. Is de dood ingetreden dan is er geen weg meer terug. De dood maakt ons onvrij, we zijn allemaal slaven van de dood en gaan erheen als een kudde voor de slacht. Ook wij komen eens aan de beurt en er is geen ontkomen aan. We worden op deze dag van Allerzielen ook met onze eigen sterfelijkheid en eindigheid geconfronteerd.
Wij hebben lief en wij kunnen liefhebben omdat God liefde is. Alle liefde komt van God. Hij heeft zijn liefde in ons hart uitgestort. Dat wij kunnen liefhebben is een gave van God. Als wij vandaag treuren over onze doden, omdat wij hen liefhebben, hoezeer is God die liefde is, dan niet met onze doden begaan? Zijn liefde voor onze overleden dierbaren, voor ons allemaal, is oneindig groter dan de liefde die wij voor hen kunnen hebben.
God heeft ons geschapen omdat Hij ons liefheeft, Hij heeft ons geschapen om te leven en niet om te sterven. God kan zelfs de dood niet scheppen omdat Hij het leven is. In Hem is geen dood. De dood is in de wereld gekomen omdat Adam zichzelf van God los gemaakt heeft door niet naar God te luisteren, maar naar de slang en naar zichzelf. Wij delen allemaal in de gevolgen van die zonde. Wij mogen ons ook afvragen: zijn wij wél beter dan Adam?
Maar God is barmhartig. Hij komt ons in onze nood en dode te hulp. Hij komt ons niet te hulp op een natuurlijke wijze maar op een goddelijke wijze die veel mooier is. We hoorden in de eerste lezing hoe God de gestorven mens weer levend maakt. Het klinkt ongelooflijk. Of het zo letterlijk zal gaan, weet ik ook niet, lijkt mij dubieus, maar God wil zeggen dat Hij de doden zal doen opstaan en levend maken.
We hoorden het de Heer zeggen: “Ik ga uw graven openen; in massa's zal Ik u uit uw graven wegvoeren en u brengen naar de grond van Israël. En wanneer Ik dan uw graven geopend heb en u in massa's zal hebben weggevoerd uit uw graven, dan zult gij weten, erkennen dat Ik de Heer ben. Mogen wij nu nog moeite hebben om te geloven, dan zullen wij erkennen dat God waarachtig is. God zegt dat wat Hij zegt Hij ook volbrengt. Ik ben de Heer: Wat Ik zeg, dat volbreng Ik!"
Dit vraagt van ons heel eenvoudig geloof. Geloven is aanvaarden wat je gezegd wordt, wat je niet zien kunt, wat je verstand te boven gaat van iemand die betrouwbaar is. Als ik iemand de weg vraagt en hij wijst mij de weg dan geloof ik hem en kom ik op de plaats uit dan weet ik dat hij waarachtig is. Hier, door Ezechiël spreekt God tot ons. Het gaat ons verstand te boven. Het klinkt ongelooflijk, naar menselijk kunnen is dit onmogelijk. Maar op die dag zullen we zeggen: Dat is onze God. Wij hoopten op Hem en Hij heeft ons gered. Dit is de Heer op wie wij ons vertrouwen hadden gesteld: laat ons blij zijn en juichen om de redding die Hij ons heeft gebracht.
God openbaart zich aan ons door de profeet Ezechiël. De hoogste openbaring is dat God zelf mens geworden is, Jezus Christus. Dat vraagt ook geloof. In het Evangelie horen we Jezus bidden in de hof van Olijven, vlak voor zijn gevangenneming.
Een van de beden van Jezus is, Hij bidt voor ons: Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden: Jezus Christus. Jezus bidt dat wij God mogen kennen. God laat Zich kennen. Als God Zich niet zou laten kennen, dan zouden wij Hem niet kunnen kennen. Het Zich laten kennen van God noemen wij Openbaring.
God openbaart Zich bijvoorbeeld in de eerste lezing. Dat Hij de doden zal opwekken tot nieuw leven. Zo leren wij God kennen. In het paradijs zien wij al Gods liefde voor de mens: Het is niet goede dat de mens alleen blijft.
God is mens geworden om ons te verlossen omdat Hij ons liefheeft. Zijn verlossing voor ons is kostbaar. Wat niks kost is niks waard. God heeft ons zijn Zoon gezonden om ons door zijn bloed te verlossen. Zie eens hoe kostbaar wij zijn in Gods ogen, hoezeer Hij ons liefheeft.
Jezus verrijst uit de dood als eerst van alle mensen. Zo laat God zich opnieuw kennen. God laat zien dat de mens, de gevallen en zondige mens die wij zijn, dat die mens Hem lief is en dat die mens Hem ter harte gaat. God wil niet de dood van de zondaar, Hij heeft ons zondaars lief. De Zoon wordt immers mens om onze zonden te vergeven. God laat kennen dat Hij ons liefheeft met een oneindige liefde en alles er voor over heeft om ons het leven terug te geven dat wij door de zonde verloren hadden.
Vandaag vertrouwen wij bijzonder onze dierbare overledenen aan God toe. Wij bidden voor hen dat God Zich over hen zal ontfermen, dat Hij hun zonden vergeeft en hen opneemt in zijn vrede en in zijn vreugde. Laten wij groeien in ons geloof, in onze liefde voor God, zoals Paulus het verwoordt: Voor mij toch is het leven Christus en sterven een winst.
Wij hebben onze dierbare gestorvenen lief, maar onze gestorvenen zijn in Gods hand. Wij bidden vandaag voor de zielen van alle overledenen, voor hen die nog niet leven in Gods volle licht, maar in het vage licht, het vagevuur. Wij bidden God hun zonden vergeeft, dat Hij hen barmhartig is en opneemt in zijn grote heerlijkheid. Ook wij hopen daar dan eens te mogen zijn. Wij zijn bedroefd als wij terugdenken aan onze dierbaren maar we mogen niet bedroefd zijn als mensen die geen geloof hebben.
Laten wij, die God kennen, onszelf in liefde aan God toe vertrouwen. Hij zorgt voor ons, Hij zal ons redden uit de dood en wij zullen leven door Hem en dankzij Hem.
Wij vragen Maria dat ook zij voor onze overleden dierbaren bidt bij haar goddelijke Zoon en dat onze geliefden aan de hand van Maria de hemel mogen binnengaan. Amen.